Vaststelling bekostiging Primair Onderwijs 2019-2020

4 APR ‘19
Bron: OHM

De eerste versie van de vaststelling bekostiging Primair Onderwijs voor het schooljaar 2019-2020 is in maart gepubliceerd. In september zal de tweede versie worden gepubliceerd, waarin de effecten van de salarisontwikkelingen (referentiesystematiek) zijn verwerkt. Wat is er aangepast?

De personele vergoedingen zijn voor 2019-2020 verhoogd met 0,43%. Doordat de landelijke gewogen gemiddelde leeftijd (GGL) is gedaald is de gemiddelde personeelslast (GPL) gestegen met 0,049%. Een vergelijking met betrekking tot de gemiddelde personeelslast, zoals deze genormeerd wordt gebruikt voor de bepaling van de bekostiging, is als volgt:

Bedrag

Bedrag

Stijging

Gemiddelde personeelslast

2018-2019

2019-2020

in %

Leraren

€67.843,29

€67.876,53

0,049%

Directie

€82.819,24

€82.819,24

0,000%

Het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid is verhoogd met € 64,53 per leerling voor verlaging van de werkdruk. Door een zogenaamde kasschuif is een hoger bedrag aan werkdrukmiddelen eerder beschikbaar. Hierdoor is vanaf 2019-2020 per leerling € 220,08 beschikbaar in plaats van € 155,55. Dit bedrag zal dan tot en met 2022-2023 beschikbaar zijn, waarna in schooljaar 2023-2024 naar verwachting het volledige bedrag van € 283 beschikbaar komt.

Vanaf 2019-2020 geldt het nieuwe onderwijsachterstandenbeleid. De vaststelling van de achterstandsscore is bekend gemaakt door het CBS. In de nieuwe bekostiging is het bedrag vastgesteld op € 523,71. Voorheen zat er in de lumpsum personeel, het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid en in de materiele instandhouding een deel van de middelen vanuit het onderwijsachterstandenbeleid. Die middelen zijn daar uitgehaald en zitten in het genoemde bedrag. Ook vervalt met deze nieuwe regeling het budget impulsgelden.